Uitredend gewestpresident West-Vlaanderen Jan Vandromme: "Meer profilering van de Orde"

Opgeleid als Germanist en econoom werkte Jan Vandromme in het internationale bedrijfsleven en als consultant commercieel en supply chain management. Hij was vier jaar voorzitter van de afdeling Kortrijk. Toen hij drie jaar geleden bijna 65 werd, had hij tijd om gewestpresident West-Vlaanderen te worden. Wie meer wil weten over zijn mening over het Afrikaans en de uiteindelijk nooit opgerichte afdeling Warschau, moet het interview ten tijde van zijn aantreden als gewestpresident lezen. Zelf kijkt hij bij zijn afscheid liever naar de toekomst. "De hamvraag is hoe we ons als Orde méér kunnen profileren in het sterk veranderde maatschappelijke bestel van vandaag."

 

Wanneer werd u gewestpresident en sinds wanneer bent u dat niet meer?

Mijn eerste optreden gebeurde naar aanleiding van de gewestdag in Kortrijk in 2017. Mijn afscheid volgde met de gewestvergadering begin september 2020, waar de fakkel werd overgedragen aan mijn opvolger Jan Breyne van Westkwartier.

Waarop kijkt u met de meeste voldoening terug en waarom?

Enerzijds de gewestraden, omdat deze in een zeer open, creatieve en constructieve sfeer verliepen, met goede discussies en met groot engagement van de leden. De gewestraad blijft bij uitstek het forum waar je goede voeling hebt met wat aan de basis leeft, in de afdelingen. De debatten zijn daardoor telkens verrijkend voor alle deelnemende partijen.

Anderzijds was er het gewestproject over de 'Toekomst van de Orde', een debat dat voornamelijk binnen de gewestraad werd gevoerd, na consultatie van de leden in alle afdelingen van het gewest. De hamvraag was hoe we ons als Orde méér konden profileren in het sterk veranderde maatschappelijke bestel van vandaag. Uit dit debat kwam een aantal interessante conclusies naar voren, die aan het Presidium werden overhandigd en daar verder werden besproken.

Wat was het meest ontroerende dat u als gewestpresident hebt meegemaakt?

Met alle afdelingen van het gewest organiseren we om de twee jaar het Festival van het Woord. De vierde editie in Tielt in 2019 was een prachtig moment. Jongeren kregen er de kans om op een creatieve manier met taal te spelen. Op die manier brachten we jongeren, ouders, sympathisanten en leden samen rond één van de kernactiviteiten van de Prince: de Nederlandse taal. Het was ook een mooie manier om naar buiten te treden. Het festival werd samen met de tien afdelingen van het gewest georganiseerd. Deze festivals gaven een enorm impuls aan de hele NT&C-werking van het gewest.

Wat had achteraf beter gekund of anders gemoeten?

Door corona vielen de activiteiten zo goed als stil gedurende de laatste zes maanden van het gewestpresidentschap. Daardoor viel ook een belangrijk stuk dynamiek weg, hoewel de afdelingen probeerden creatief bezig te blijven.

Een van mijn bekommernissen was steeds: hoe kunnen we de Orde meer profileren in de maatschappij van vandaag? Hoe kunnen we meer zichtbaarheid krijgen? Vooral: hoe kunnen we méér dan vandaag relevantie verwerven? Weinig mensen liggen wakker omtrent wat de Orde doet. De Orde heeft ook niet meer de wervende kracht van de beginjaren, maar dat is wellicht ook niet nodig als we zien wat er allemaal bereikt werd. Een doorsnee lid woont de maandelijkse vergaderingen in eerste instantie bij omdat het programma voor hem/haar interessant is en omdat het een gelegenheid is om interessante mensen te ontmoeten. De doelstellingen van de Orde als dusdanig om op onze maatschappij een stempel te drukken, spelen daarbij veel minder.

Maar misschien moet ik de vorige gewestpresident Jaak Lambrecht gelijk geven wanneer hij aanvoert dat het op zich al een zeer zinvolle activiteit is van de Orde als we maandelijks 3.000 leden samenbrengen om op een waardige, kwalitatieve en goed georganiseerde manier de cultuur der Nederlanden te beleven. Daar zijn we als Orde uniek in. Als unique selling proposition kan dit tellen! Dat is op zich best wél relevant!

Wat hebben de leden van uw bestuur, de afdelingsbesturen en/of de leden van uw gewest over u ontdekt de afgelopen jaren?

Ik denk dat ze in de eerste plaats een beter inzicht gekregen hebben in de activiteiten van het Dagelijks Bestuur en het Presidium. Op elke gewestraad gingen we daar uitvoerig op in. We mogen niet vergeten dat de afdelingen zeer autonoom werken. Voor een doorsnee lid staan het Dagelijks Bestuur en het Presidium ver van hun bed. Het dient evenwel gezegd dat de huidige president, Godelieve Laureys, daarbij een zeer belangrijke rol heeft gespeeld: ze bezocht tal van afdelingen en gewestdagen, waardoor ze een goed aanvoelen had van wat er bij de afdelingen leeft. Daarnaast was ze de motor voor vernieuwing van een aantal zaken in de Orde waardoor deze naar een hedendaags niveau werden getild. Denken we maar aan PrincEzine, Noord&Zuid en vooral de nieuwe webstek. Het Dagelijks Bestuur heeft hier uitstekend werk verricht. De Orde heeft op die manier zijn wat oubollig imago van zich afgegooid en zich ook méér opengesteld naar niet-leden toe. Het heeft het Dagelijks Bestuur en het Presidium ook dichter bij de afdelingen gebracht.

Wat heeft u zelf geleerd tijdens uw gewestpresidentschap

Elke afdeling fungeert autonoom en probeert dit op de best mogelijke manier te doen en dat betekent dat elke afdeling een andere invulling geeft. Die diversiteit is juist een enorme rijkdom van de Orde.

Hoe diep is het zwarte gat nu en hoe gaat u dat opvullen?

Er volgt zeker geen zwart gat voor het gewest, want de opvolging is in goede handen. Als pro-gewestpresident zal ik nog van nabij de gewestraden kunnen bijwonen en adviseren. Dat is een goede zaak.

Anderzijds zijn er nog het gezin met vijf kinderen en inmiddels bijna negen kleinkinderen, reizen, sporten en allerhande culturele activiteiten. Er is dus nog leven ná een gewestpresidentschap…

Is er nog iets dat u uw gewest of de Orde als geheel wilt meegeven?

Hoewel de gemiddelde leeftijd van een lid van de Orde boven de 65 ligt, zit er een enorme dynamiek in onze afdelingen: de wil om mooie programma's te brengen, om zaken goed te organiseren, het koesteren van de amicitia. Een aantal afdelingen bewijst dat jongere leden rekruteren wél kan en dat die jongeren een dynamische factor kunnen zijn in een afdeling. Daarom zou ik aanbevelen absoluut verder in te zetten op verjonging en het rekruteren van nieuwe leden. Dat is cruciaal voor het overleven op langere termijn. Elke afdeling moet daar blijvend werk van maken.

De maatschappij anno 2021 is niet meer die van de jaren vijftig toen de Prince gesticht werd. We moeten daarom nadenken over wat de rol van de Orde morgen kan zijn en zal zijn. We moeten hier – dat was ook een van de conclusies van het debat binnen het gewest – wellicht evolueren naar een vereniging die reflecteert en debatteert over bredere maatschappelijke problemen binnen de context van de Nederlanden. Integratie, gelijke kansenbeleid, morele kwesties, de rol van de Nederlanden binnen Europa en de wereld, taal- en cultuurbeleid in de ruimst mogelijke zin, enzovoorts. Ook die zaken kaderen binnen de amicitia en tolerantia!


Gewestpresident West-Vlaanderen Jan Vandromme met 'zijn' West-Vlaamse afdelingsvoorzitters