Gedicht van de maand: 'De wilde iris' van Nobelprijswinnares Louise Glück

Wat is er boeiender dan via het 'Gedicht van de maand' kennismaken met het werk van een voor velen, tot voor kort nobele onbekende? Dat geldt gewis voor de Amerikaanse dichteres, essayiste en laureate van de Nobelprijs voor Literatuur 2020 Louise Glück. Journaliste Colette Demil, afdeling Zuid-Oost-Vlaanderen, vroeg haar om een interview. Dat werd door de dichteres zelf afgewezen, maar er ontspon zich wel een levendige email-uitwisseling tussen 'Colette' en 'Louise' naar aanleiding van Glücks gedicht The wild iris… Het leidde tot een uitgebreid maar evenredig interessant Gedicht van de maand.

 

"Verraderlijk naturel. Een onmiskenbare poëtische stem die met strenge schoonheid het individuele bestaan universeel maakt." Met die omschrijving roemt het Nobelcomité het oeuvre van Louise Glück (1943). De grande dame van de Amerikaanse literatuur debuteerde in 1968 en groeide uit tot een van de meest prominente Amerikaanse hedendaagse dichters. Talrijke prestigieuze literaire prijzen roemden haar rijke oeuvre, poëziebundels en essays. Een greep uit de literaire erkenningen: de Pulitzer Prize, de National Book Award, de National Book Critics Circle Award, de haar door Barack Obama uitgereikte National Humanities Medal, de Zweedse Tranströmerprijs en nu dus ook de Nobelprijs voor Literatuur 2020.

 

 

Groots in bescheidenheid

Maar lauwerkransen hoeven niet voor Louise Glück. Zelfs bij de toekenning van de Nobelprijs Literatuur, het hoogste literaire eerbetoon, iets wat ze nooit in haar leven dacht mee te maken, blijft de dichteres bescheiden en weigert ze de schijnwerpers, fotosessies en interviews. Dat signaleerden ook de Nobel Foundation en de Zweedse Academie toen ik vroeg om een kort interview met Louise Glück. En ja, meteen na hun antwoord mailde Louise Glück zelf: "I have a strong aversion to doing interviews and have done very few in my now rather long life. So I must decline this, though I am grateful for your interest."

Druk mailverkeer

Toen ik, compleet verrast door het persoonlijke antwoord van Louise Glück, repliceerde dat ik haar beslissing respecteerde en er aan toevoegde dat haar gedicht The wild iris mij troost bood na het recente overlijden van mijn zus, ontspon zich meteen een druk mailverkeer. Louise, want we begonnen elkaar bij de voornaam te noemen, vertelde mij dat haar zus twee jaar geleden overleed, maar prominent aanwezig is in haar nieuwe werk Winter Recipes for the collective, dat in 2021 verschijnt. Op de vraag voor welk eigen werk ze een voorkeur heeft, volgden al snel Section 3 of October (uit de bundel Averno) en A Foreshortened Journey (uit Faithful and Virtuous night).

Gedeelde emotie van verlies

Waarom besloot Louise Glück plots toch te communiceren? Het leek wel alsof één zin, een spontaan gedeelde emotie van verlies, verdriet en troost, op die grijze regenachtige herfstavond onverwachts een brug sloeg tussen twee voor elkaar vreemde, maar door eenzelfde herkenbaar verlies getroffen, individuen. En mogen vergankelijkheid, dood, verlies en hoop nu net de belangrijkste thema’s zijn in haar oeuvre. Sombere emoties verwoordt ze nu eens op een emotionele, en dan weer in een koele en heldere en soms zelfs luchtige toon. Niet zelden wordt Louise Glück geroemd als de dichteres van de eenzaamheid, de wanhoop en de sterfelijkheid, maar parallel ook van het ondanks alles blijven doorgaan, hoop koesteren, weer opstaan. Leven als beleven, overleven, herleven.

Geboren

Voor Louise Glück fungeren, naast het scala reflecties rond eenzaamheid en sterfelijkheid, ook haar jeugdjaren en familiebanden als een onuitputtelijke inspiratiebron. Louise, op 22 april 1943 geboren in New York City, groeide op Long Island op als dochter van zakenman Daniel Glück en huisvrouw Beatrice Grosby. Haar moeder was van Russisch-Joodse origine, haar grootouders van vaderskant waren naar de Verenigde Staten geëmigreerde Hongaarse Joden. Een tijdje koesterde Glücks vader literaire ambities, maar al snel borg hij die op om met zijn schoonbroer een zaak op te zetten. Met succes, toen ze het X-Acto papiermes uitvonden.

Griekse mythologie

Glücks moeder, afgestudeerd aan het Wellesley College, legde de lat voor haar dochter hoog. Alleen het hoogste schoolcijfer was goed genoeg. Haar ouders gidsten Louise, ter vervanging van de klassieke sprookjes voor het slapengaan, door de Griekse mythologie en de klassieke verhalen, een ontdekkingsreis die haar werk levenslang zou inspireren en waaraan ze ook haar voorliefde voor een krachtige syntaxis zou overhouden. Al op zeer jonge leeftijd voelde Louise de drang om te schrijven. Ze was amper tien toen ze de dood een hoofdrol toedichtte in haar schrijfsels, niet meteen een evident thema voor een kind. Maar de dood van een ouder zusje, nog voor haar eigen geboorte, zinderde via de familiegesprekken na en confronteerde haar al vroeg met de eindigheidsgedachte. "Ik ben al mijn hele leven geobsedeerd door sterfelijkheid, al van toen ik mij ervan bewust was dat ik leefde", zou Louise Glück geregeld poneren toen men peilde naar haar kinderjaren. Of nog: "We look at the world once, in childhood. The rest is memory."

Eerste bundel

Het echte debuut van Louise Glück kwam in 1968 met de publicatie van haar eerste bundel Firstborn waarin, volgens critici, de invloed van Sylvia Plath niet ver weg is. In de loop van decennia volgden nog elf poëziebundels waaronder The Triumph of Achilles (1985), Ararat (1990), The Wild Iris (1992), Meadowlands (1996), Vita Nova (1999), The Seven Ages (2001), October (2004), Averno (2006), A Village Life (2009), Poems 1962-2012 (2013) en Faithful and Virtuous night (2014). Als belangrijke vorm van erkenning benoemde het Amerikaanse Congress Louise Glück in 2003 voor een termijn van een jaar tot Poet Laureate van de Verenigde Staten.

Autobiografische elementen

Niet zelden versmelten in Glücks poëzie autobiografische elementen uit haar kindertijd en familieleven met de natuur, met figuren uit de Griekse oudheid en de mythologie en met de geschiedenis en cultuur van landen aan de Middellandse Zee. Zo verweeft Vita Nova - de titel verwijst naar Dantes Vita Nuova - dromen en ervaringen uit de persoonlijke leefwereld met verwijzingen naar mythologische archetypes. De naam van de poëziebundel Averno refereert aan Avernus, een kratermeer in Zuid-Italië waarvan de Romeinen geloofden dat het de toegang tot de onderwereld was. De Zweedse Academie omschrijft Averno als een "visionaire interpretatie van de mythe van Persephone’s afdaling naar de hel na de ontvoering door Hades, de god van de onderwereld". A Village Life beschrijft dan weer hoe het leven op het ritme van de natuur in een kleine mediterrane stad moet wijken onder druk van de moderniteit. Faithful and Virtuous night grijpt terug naar het existentiële, het proces van ouder worden en dood.

Bedrieglijk eenvoudige taal

Louise Glück schrijft poëzie die de lezer kan begrijpen en intens ervaren. Dit lijkt voort te komen uit haar bedrieglijk eenvoudige taal, een pure directe taal die dicht aanleunt bij de gewone spraak. Toch verbergt die taal een palet aan zorgvuldig toegepaste herhalingen en een ritme die het geheel kracht en diepte geven en doen uitstijgen boven het alledaagse. Daarmee zet de dichteres lezers en critici op het foute been. Niets is wat het lijkt, de toegankelijkheid verhult een magistrale, complexe eenvoud.

Essays

Hoewel poëzie het leeuwendeel van haar oeuvre vertegenwoordigt, verwierf Louise Glück tevens een sterke reputatie met haar essays over poëzie, af en toe gelieerd aan haar werk aan het Williams College (Massachusetts) en daarna aan de Yale University (New Haven, Connecticut). Voor haar Essays on Poetry (1994) ontving ze de PEN/Martha Albrand Award. Tijdens dit voorjaar worstelde Louise Glück, die gescheiden is en alleen woont in Cambridge, met een writer’s block. Maar laat in de zomer vond ze weer kracht in het schrijven en voltooide ze de bundel Recipes for the collective, die uitgeverij FSG volgend jaar uitbrengt en waarin haar overleden zus een hoofdrol krijgt. Een bundel om naar uit te kijken.

 

 
Louise Glück in 1977

 

Gedicht van de maand: De wilde iris

Voor de bundel The Wild Iris (1992) ontving Louise Glück in 1993 de Pulitzerprijs voor Poëzie en de prijs van de Poetry Society of America. Ook de Zweedse Academie loofde het werk. Louise Glück schreef de ruim vijftig gedichten in amper tien weken. Het gedicht De wilde iris ademt de sfeer van de herfst, een tijd van afscheid, verdriet, herinnering en hoop. In het gedicht is de iris zelf aan het woord. In dit magisch staaltje van natuurlyriek verhaalt de iris over hoe het haar vergaat in de natuur. Flinterscherp analyseert ze het proces van de angst voor de dood en de hoop op overleven. Zo leert het ons iets over onszelf. De dichteres gebruikt de natuur als metafoor, als spiegel voor de mens, de lezer. De manier waarop de dichteres de zinnen breekt, versterkt het ritme, de zeggingskracht, de ervaring.

Taal van de bloemen

De wilde iris vertelt in de taal van de bloemen - een universele taal - over herinneringen aan de dood, het onder de grond terechtkomen om daar eenzaam te vergaan, vol angst, niet in staat tot spreken. Toch is er na de wanhoop weer hoop, het licht dat weer aangaat, het einde van het lijden, een deur die opengaat net zoals in de lente de aarde openbreekt voor nieuw leven. De iris keert terug uit de andere wereld, wat vergeten is, vindt weer een stem. Louise Glück hanteert het transcendentale beeld van het afsterven om opnieuw tot leven te komen als een mythisch gegeven, een onderhuidse verwijzing naar haar favoriete Persephone. In ons taalgebied is niet veel werk van Louise Glück vertaald. De overleden dichter Erik Menkveld, die onderstaande vertaling van de The Wild Iris maakte, vertaalde in 2014 twaalf gedichten van Glück voor het tijdschrift Raster.

 

De wilde iris

Aan het eind van mijn lijden
was een poort.

Hoort: wat jullie dood noemen herinner ik mij.

Geluiden, boven me, schurende dennentakken.
Daarna niets. De zwakke zon
fladderde over de droge grond.

Het is vreselijk te overleven
als bewustzijn
begraven in de donkere aarde.

Toen was het voorbij: dat wat jullie vrezen, bezield
te zijn en niet in staat
tot spreken, eindigde abrupt, de stugge aarde
gaf een beetje mee. En wat ik hield
voor vogels schoot lage heesters in.

Jullie die je de overgang
uit de andere wereld niet herinneren
ik zeg jullie ik kon weer spreken: wat er ook
terugkeert uit vergetelheid keert terug
om stem te vinden:

uit het hart van mijn leven spoot
een grote fontein, diepblauwe
schaduwen op een azuren zee.

(Vertaling Erik Menkveld)

 

Het oorspronkelijke gedicht in het Engels:

 

The Wild Iris

At the end of my suffering
there was a door.

Hear me out: that which you call death
I remember.

Overhead, noises, branches of the pine shifting.
Then nothing. The weak sun
flickered over the dry surface.

It is terrible to survive
as consciousness
buried in the dark earth.

Then it was over: that which you fear, being
a soul and unable
to speak, ending abruptly, the stiff earth
bending a little. And what I took to be
birds darting in low shrubs.

You who do not remember
passage from the other world
I tell you I could speak again: whatever
returns from oblivion returns
to find a voice:

from the center of my life came
a great fountain, deep blue
shadows on azure seawater.

 

Extra gedicht

Als extra traktatie volgt nog dit door Louise Glück zelf gekozen lievelingsgedicht October (deel III) uit de bundel Averno (2006). Het gedicht verhaalt over de verandering van de natuur in de naseizoenen. De winter duikt op als metafoor voor lijden en sterven maar ook voor hoop. In de complete October-cyclus gidsen vrouwen en de godinnen Persephone en Demeter de lezer door een veranderend, ondefinieerbaar landschap na geweld en de vernietiging van de 21e-eeuwse realiteit.

 

October (III)

Snow had fallen. I remember
music from an open window.

Come to me, said the world.
This is not to say
it spoke in exact sentences
but that I perceived beauty in this manner.

Sunrise. A film of moisture
on each living thing. Pools of cold light
formed in the gutters.

I stood
at the doorway,
ridiculous as it now seems.

What others found in art,
I found in nature. What others found
in human love, I found in nature.
Very simple. But there was no voice there.

Winter was over. In the thawed dirt,
bits of green were showing.

Come to me, said the world. I was standing
in my wool coat at a kind of bright portal —
I can finally say
long ago; it gives me considerable pleasure. Beauty
the healer, the teacher —

death cannot harm me
more than you have harmed me,
my beloved life.

 

Colette Demil, freelance journaliste
Afdeling Zuid-Oost-Vlaanderen

 

Voor het decembergedicht is genomineerd: Els Ruijsendaal van de afdeling Amsterdam.