Van schoenendoos tot woordenboek: the making of… de Dikke Van Dale

Neerlandicus en literatuurwetenschapper Ton den Boon schrijft over taal, over literatuur, over communicatie en over beeldende kunst. Maar hij is vooral woordenboekmaker. En niet de eerste de beste: sinds 1998 is hij de Nederlandse hoofdredacteur van het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Vanuit zijn zolderkamer legde hij vorige maand aan de afdeling Utrecht uit hoe een woordenboek gemaakt wordt.

Ton den Boon werkt inmiddels ruim 25 jaar als woordenboekmaker. In die tijd is onze woordenschat door maatschappelijke en culturele veranderingen enorm veranderd. Maar ook de informatiebehoefte van de moderne woordenboekconsument is – mede door de computer en het internet – totaal anders dan die van de gebruiker van de Dikke Van Dale die een kwart eeuw geleden een woordenboek raadpleegde.
 

 

Neologismen

Om dat te illustreren: als lexicograaf schrijft Ton den Boon regelmatig over nieuwe woorden (neologismen). Zo kwam hij in het coronajaar 2020 naar buiten met een coronawoordenboek dat meer dan duizend nieuwe woorden bevat, De taal van het nieuwe normaal. Maar evengoed schrijft hij over woorden die in de vergetelheid zijn geraakt en uit onze woordenschat zijn verdwenen, zoals snuistergeld (zakgeld waarmee je snuisterijen kon kopen) of spijkertjeswee (irritatie bij een lekke fiets- of autoband). Ze zijn te vinden in Tons Verdwijnwoordenboek, zijn Modern Verdwijnwoordenboek en Het nieuwe Verdwijnwoordenboek.

 

 

Prediker 3:15

Ton begon zijn lezing met een citaat uit Prediker 3:15: "Wat er is, was er al, en wat er zijn zal, is er altijd al geweest." Hij heeft het duidelijk over de Van Dale woordenboeken, zoals de 'oer'-Dikke Van Dale uit 1864, net voor de spellinghervorming. Wat we meteen meekrijgen, is dat elke editie van een woordenboek een tijdsbeeld geeft – niet alleen door hoe het boek er uitziet, maar vooral door wat erin staat. Zo kreeg bijvoorbeeld automobiel destijds als onderscheidend kenmerk "niet op rails en daarom bestuurbaar". Ziekenzand, dat op straat voor de woning van een zieke gestrooid werd "ter voorkoming van het hinderlijke geraas van de rijtuigen" raakte op een gegeven moment verouderd.

Opmerkingen

Vaak krijgt de hoofdredacteur te horen dat bepaalde woorden niet in de Dikke Van Dale staan. Hij kreeg opmerkingen over termen als internet, zure regen en smartphone. Maar de mensen die hem dat zeggen, hebben meestal een oude editie in de kast staan, zo is gebleken. Hoe herkenbaar: een exemplaar, cadeau gekregen bij het behalen van een einddiploma middelbare school of afstuderen. De bezitters realiseren zich gewoon niet dat de nieuwere edities die woorden wel 'hebben'. Aan de andere kant, zo vertelde de spreker, klagen sommigen dat bepaalde woorden niet (meer) in het woordenboek staan. Daar speelt dan weer mee dat mensen houden van de taal van hun jeugd…

Knuffelcontact

Dat brengt ons als vanzelf op het Nederlands als levende taal. Nieuwe woorden als antivaxxer (en antivaxer), knuffelcontact, laadpaalklever, stekkerfiets, platformeconomie, trumpisme, infodemie, covid, prikstraat, viruswappie of vaccinwappie komen als vanzelfsprekend in de online-editie, die maandelijks ververst wordt. Of ze ook in de papieren editie komen, hangt van veel factoren af.

Ton gaf de aanwezige leden van de afdeling Utrecht, het gewest Oost-Nederland en de jumelagepartner Antwerpen-Plantiniana een kijkje in de keuken van de lexicografie en behandelde enkele basisbegrippen:

  • Het profiel van de Dikke Van Dale: een algemeentalig woordenboek, dat de algemene woordenschat beschrijft – en dus niet een specifieke woordenschat (bijvoorbeeld een vaktaal) of slechts een gedeelte van de algemene woordenschat. Behalve de keuze algemeentalig versus specifiek zijn er nog profielkeuzes: receptief versus productief, beschrijvend versus normerend, omvattend versus selectief, historisch versus hedendaags en standaard versus variatie.
  • De opnamecriteria: verklaringsbehoeftig taalgebruik, een zekere mate van ingeburgerdheid.
  • De materiaalkeuze: gesproken en/of geschreven taal, passief aangeleverd versus actief gezocht via informanten.

'Officiële taal'

Op een aantal van deze zaken ging de spreker dieper in. Zo leerden we dat de algemene woordenschat gebaseerd is op de omgangstaal, de 'officiële taal', de cultuurtaal, groepstalen, vaktalen en taal uit het onderwijs. Het woordenboek was vroeger receptief, maar wordt steeds meer productief. De Dikke Van Dale beschrijft van oudsher vooral verklaringsbehoeftige taalvormen (woorden en idioom), maar geeft daarnaast illustratieve gebruiksvoorbeelden. Vanaf 2005 is er meer aandacht voor collocatie: wat zijn vaste woordcombinaties? Bij straatbeeld bijvoorbeeld: in het straatbeeld passen, het straatbeeld beheersen/bepalen/domineren/opfleuren enzovoorts.

Geen oordeel

Het woordenboek is voorts beschrijvend: het registreert courant taalgebruik, maar geeft geen eigen oordeel over woorden of uitdrukkingen. Maar de Dikke Van Dale vermeldt daarover wel het gangbare oordeel van de taalgemeenschap. Het woordenboek is met andere woorden passief normerend, via labels zoals (zeer) informeel, vulgair, ongunstig, minachtend, scheldwoord, beledigend.

Er is daarnaast aandacht voor de standaardtaal en variaties (Nederlands in Nederland, in België, in Suriname). Denk hierbij aan een woord als afzuigkap. In Nederland: wasemkap, in België: dampkap. Er wordt ook aandacht besteed aan vaktalen, regiolecten en groepstalen. Zo dringt een deel van de taal van hiphoppers en rappers of jeugdtaal door in de omgangstaal.

 

Schoenendooslexicografie

En dan komt zowaar het intrigerende woord schoenendoos uit de titel van de lezing aan bod ("Van schoenendoos tot woordenboek: the making of… de Dikke Van Dale"). Het woord 'schoenendooslexicografie' valt. Dat is heel letterlijk te nemen. Van 1864 tot 1992 werd er gewerkt met op fiches geplakte stukjes krant. Dat leverde schoenendozen vol fiches op. De spreker geeft het voorbeeld van een schoolmeester uit Barneveld, die stukjes tekst uit de krant knipte op basis van intuïtie: is een woord courant of niet? Er waren toen geen controlemogelijkheden, terwijl die er tegenwoordig wel zijn.

 

 

CD-lexicografie

Een overgangsperiode werd gevormd door de CD-lexicografie (het verschijnen van de Volkskrant op CD-rom was een doorbraak!) Zo werd er een confrontatie mogelijk tussen het woordenboek en de taalwerkelijkheid. Vanaf de jaren negentig leverde de corpuslexicografie nieuwe informatie op en kon de gangbaarheid van taalvormen bepaald worden. In een corpus konden woordcombinaties opgespoord worden: taalinformatie in context.

Toekomst

Een interessante vraag is die naar de toekomst van het woordenboek. De verzameling data via internet is natuurlijk immens: er is steeds meer variatie in taal en er is heel veel taal. Anders gezegd: de Dikke Van Dale kan volop 'oogsten', via massamedia, internet (blogs) en sociale media. Als boek, gebonden in een band, ben je afhankelijk van hoeveel er in die band kan (en in hoeveel delen je zo’n woordenboek wilt uitbrengen). Bij de digitale versie speelt ruimte geen rol. Wel is het zo dat woorden een hoge omloopsnelheid hebben (bij de coronawoorden is social distancing bijvoorbeeld alweer 'weg'). Dergelijke woorden zijn geen blijvertjes en komen niet terecht in een volgende papieren editie van het woordenboek.

Online-editie

In 1990 kochten bedrijven en instanties de Dikke Van Dale als boek, nu hebben ze een online-editie. Dat geldt ook steeds meer voor privégebruikers. Het is dan ook geen wonder dat de verkoop van het papieren woordenboek teruggelopen is. De online-editie heeft ook wel iets extra’s: het is up-to-date, heeft meer lemmata, en geeft via een computerstem aan waar het accent ligt. Ook de uitspraak wordt aangegeven (in fonetisch schrift: IPA-notatie), maar dat geldt deels ook voor de papieren versie.

Gepatenteerd

En voor wie het mocht interesseren: 'Van Dale' is gepatenteerd als product, het is een bedrijfsnaam, een kwaliteitsnaam. Maar 'de dikke' niet. Je mag als firma of persoon dus best 'de dikke' voor je naam zetten. Er was met andere woorden niets mis mee toen Johannes van Dam, culinair journalist en recensent, zijn naslagwerk met talloze recepten 'Dedikkevandam' noemde. Een kookboek met een dikke (en tevens kwalitatieve) knipoog naar een woordenboek.

Marianne van Scherpenzeel
Afdeling Antwerpen-Plantiniana (jumelagepartner van de afdeling Utrecht)
 

Foto’s (screenshots) gemaakt door Louis De Troij, afdeling Antwerpen-Plantiniana