Boekbespreking: Handboek taalbeheersing Nederlands

In de rubriek VARIA worden berichten opgenomen met betrekking tot zaken die relevant zijn op het gebied van de Nederlandse taal en cultuur en zich bij voorkeur binnen onze regio (Waals-Brabant)afspelen.

Het kan gaan om evenementen, activiteiten, publicaties, recensies, aankondigingen, organisaties e.d.m. Ieder lid van de afdeling kan een dergelijk bericht naar de NT&C-coördinator van onze afdeling sturen (willy.j.r.martin@outlook.com). Hij zal het op zijn relevantie beoordelen, vooraleer tot plaatsing op de webstek van de afdeling over te gaan.

In de regel zijn de berichten kort en blijven ze slechts gedurende een beperkte periode op de webstek van onze afdeling bewaard.

De hierna volgende boekbespreking vestigt de aandacht op een publicatie die relevant kan zijn voor wie zich professioneel of anderszins met de beheersing van het Nederlands bezighoudt.

 

Peter Debrabandere, Nederlands helder en correct. Praktische richtlijnen voor spreken en schrijven. Leuven / Den Haag, Acco, 2018. 292 pp. ISBN 978-94-6344-682-2.

Met Nederlands helder en correct presenteert Peter Debrabandere een rijk gevuld studieboek en naslagwerk over het Nederlands, in de eerste plaats bedoeld voor Vlamingen. Noch in de inleiding, noch op de achterflap wordt het doelpubliek nader omschreven, maar er kan welworden vermoed dat dit een omgewerkte en aangevulde versie is van cursusmateriaal dat de auteur als docent heeft gebruikt en dat het werk dus in de eerste plaats voor studenten is bedoeld.

Het eerste hoofdstuk begint meteen helder overzicht van de turbulente geschiedenis van het Nederlands in Vlaanderen, startend bij 1585 en uiteindelijk uitmondend bij het recente inzicht dat het Nederlands een bicentrische taal is met het Belgische Nederlands en het Nederlandse Nederlands als varianten van eenzelfde taal. Vervolgens komen in hethoofdstuk nog de Belgisch-Nederlandse (lexicale) varianten van het Standaardnederlands aan bod.

Debrabandere hanteert het begrip Nederlandse standaardtaal en definieert het als de verzameling van alle taalvormen die in Nederland én in Vlaanderen samen gebruikelijk zijn (p. 13). Daarnaast gebruikt hij  het label Belgisch-Nederlands voor vormen die in heel Nederlandstalig België verspreid voorkomen, maar niet in Nederland. Ingewikkelder wordt het, als hij sommige Belgisch-Nederlandse vormen wel als Standaardnederlands omschrijft. Het gaat dan om officiële benamingen als schepen (p. 44), maar ook om woorden als vieruurtje en uitdrukkingen als vijgen na Pasen (p. 45). Daar kunnen goede redenen voor worden aangevoerd – bijvoorbeeld: vijgen na Pasen was al langer bekend in het Nederlands en is alleen in Nederland in onbruik geraakt – maar voor de modale taalgebruiker is het moeilijk in te schatten waarom vieruurtje wel Standaardnederlands is en onderlijnen niet.

Het is duidelijk dat het criterium van de ‘herkomst’, dat nog dateert uit de tijd van de ‘taalzuivering’, hier een grote rol blijft spelen: vieruurtjeis niet uit het Frans vertaald, onderlijnen wel. Om dezelfde reden wordt verkeerswisselaar gebrandmerkt als gallicisme (p. 33) maar wordt pechstrook (in Nederland vluchtstrook)wel gedoogd als Standaardnederlands (p. 46). Ook hier kan alleen de ingewijde een verklaring geven en kan de welmenende modale taalgebruiker niet veel anders dan terugvallen op lijstjes van het type “zeg niet x, maar wel y” (en die lijstjes zijn er ook: pp. 55-66).

Hoofdstuk 2 heeft het uitgebreid over spelling en leestekens, waarbij zowel het oude zeer van de dt-regels als het nieuwe zeer van de tussen-n en de aaneenschrijfregels niet konden ontbreken. Nuttig is zeker dat bij een aantal van de adviezen ook rekening wordt gehouden met de hulp die de tekstverwerker kan bieden, zoals bij woordafbreking of het gedachtestreepje.

Het derde hoofdstuk geeft uitspraakadviezen en houdt daarbij terecht rekening met de specifieke uitspraakmoeilijkheden van West- en Oost-Vlamingen, Antwerpenaars, Brabanders en Limburgers. Wel valt op dat uitspraakkenmerken die in heel Vlaanderen aanwezig zijn, zoals de korte /ɑ/ aan het eind van Canada, worden veroordeeld (p. 161), wat dus wil zeggen dat hier het oude principe terugkeert dat de Vlaming de uitspraak moet overnemen die in Nederland gangbaar is (in dit geval weer omdat de korte klinker uit het Frans kan zijn overgenomen). Ook het advies dat haar in Geef het haarbest wordt uitgesproken als/ər/ (p. 166), of quotiënt met een /ʃ/ (p. 175), probeert uitspraken uit het Noorden te importeren die in de meeste Vlaamse monden erg onwennig zullen aanvoelen. De bewering dat de aangegeven uitspraak in de lijsten op pp. 174-177 gangbaar is in het hele Nederlandse taalgebied, is ook in een aantal andere gevallen dubieus.

Hoofdstuk 4 heeft grammatica als thema en is opnieuw bijzonder indringend. Naast heel wat nuttige tips, zijn er ook passages waarvoor misschien beter naar een bestaand naslagwerk kan worden doorverwezen. De regels die worden gegeven om mannelijke en vrouwelijke woorden uit elkaar te houden, bijvoorbeeld (pp. 185-187), zijn zeer gedetailleerd en hebben bovendien last van heel wat uitzonderingen. Dan is het wel gemakkelijker om bij twijfel woordenlijst.org te raadplegen. Maar vele andere grammaticale regels waar geregeld twijfel rond bestaat, worden door de auteur op heldere en goed geïllustreerde wijze toegelicht, wat dit hoofdstuk een aanrader maakt.

Het laatste hoofdstuk in het boek behandelt registers en stijlen.

Is dit boek nu een studieboek of een naslagwerk? De student die de inhoud systematisch moet studeren, riskeert wel een punthoofd te krijgen bij het blokken (Vlaamse studententaal) van de vele zeer gedetailleerde passages. Anderzijds moet worden toegegeven dat er heel wat is gedaan om de tekst ‘lucht’ te geven: met de typografie is erg goed omgesprongen, er zijn tal van afzonderlijk geplaatste rubriekjes met definities of adviezen en de plaatjes met voorbeelden uit de praktijk zijn een uitstekende vondst. Als het boek als naslagwerk moet dienen, dan ontbreekt wel een register. Daar staat tegenover dat de inhoudsopgave gedetailleerd is en op die manier bruikbaar als navigeermiddel. Eigenlijk zou het nuttig zijn om dit werk ook in elektronische vorm beschikbaar te hebben. Dan kan de gebruiker sneller nakijken wat Debrabandere zegt over verkeerswisselaar, roofing of doorheen.Wat wel elektronisch beschikbaar is, is een aansluitende online cursus op het Acco-leerplatform Sofia. Die bevat niet de tekst van het boek, maar wel oefeningen en zelftests.

Nederlands helder en correct is een uitgebreid werk geworden dat zeker verdiensten heeft. Het houdt wat het midden tussen studieboek en naslagwerk, maar wie taaladviezen zoekt, maakt grote kans om hier een antwoord te vinden. Op een aantal plaatsen in het boek vindt de lezer nog relicten van het oude streven om Vlamingen te laten spreken en schrijven zoals in Nederland. Sommigen zullen dit positief waarderen, anderen zullen er zich aan storen.

Joost Buysschaert (UGent). 

 

Op 11 december 2007 opgericht  en behorend tot het gewest Maas-Samber-Schelde dat volgende afdelingen groepeert: