Gedicht van de maand: een luchtspiegeling in de klas, of in een sonnet

Soms moeten we een beetje moeite doen om een gedicht te doorgronden. Dat geldt zeker voor het gedicht van deze maand: Fata Morgana. De sonnetvorm geeft alvast houvast. Maar de inhoud, de beeldspraak? Het begint simpel, met een leraar die les geeft over het Kanaal, maar wat gebeurt er dan? Misschien maar eerst de toelichting lezen!
 

Gerard den Brabander (1900-1968) is het pseudoniem van Jan G. Jofriet. Hij was werkzaam bij de posterijen en werd bekend als dichter in Amsterdam. Net als de dichters Jac. van Hattum en Ed. Hoornik was hij een groot bewonderaar van de schrijver E. du Perron. Samen schreven zij de bekende dichtbundel Drie op één Perron (1938). Zij vormden de groep 'realisten' en schreven anekdotische poëzie die aansloot bij de Nieuwe Zakelijkheid.
 

Vluchten

In de gedichten van Den Brabander is vaak de wens aanwezig om te vluchten uit de werkelijkheid, zoals ook in Fata Morgana. In 1941 liet hij zijn gezin in de steek. Hij leefde daarna in Amsterdam als bohemien in cafés, waar hij in en na de oorlog een bekende figuur was.
 

Op zijn grafsteen staan zijn dichtregels:

          En nu terwijl de straat geen einde heeft.
          En tussen stenen de muziek herleeft.
          Staat onder een lantaarn de oude dichter
          en zingt zijn lied… en het wordt licht en lichter.

 

Toelichting bij het gedicht

Het was in het jaar 1983 dat ik eindelijk klaar was met mijn eerstegraads studie Nederlands. Omdat ik de laatste jaren naast mijn studie al een volledige baan als leraar had, studeerde ik een groot deel van mijn vakanties. Vooral de grote vakantie van zeven weken was daarvoor fijn. Toen ik klaar was met mijn studie, was deze invulling er niet meer. Wat te doen met zeven weken vrije tijd en een partner die maar drie weken vrij was?
 

Vakantie

Uiteraard kon ik een deel van die tijd besteden aan een mooie vakantie. Maar dat was niet genoeg. Er bleven zeker vier weken over. Ik wist dat er zoiets bestond als examineren bij de staatsexamens. Dat gebeurde in de zomervakantie en dat zou toch een mooie invulling zijn voor enkele van die weken. Ik solliciteerde en tot mijn verbazing werd ik gelijk aangenomen.
 

Examineren

Zo belandde ik in de zomer van 1984 op het Nederlands Lyceum in Den Haag, waar ik mocht examineren met een zeer ervaren collega, Aat Rietveld, leraar Nederlands en conrector in Den Helder. Op het mondeling examen werden vragen gesteld over de boeken die de kandidaten hadden gelezen. Daarnaast was het de bedoeling dat de kandidaten vooraf een stukje tekst, meestal poëzie, kregen. Zij moesten dat bespreken tijdens het examen.
 

Poëzie

Mijn kennis van de Nederlands poëzie was ondanks mijn langdurige studie eigenlijk nihil. Uiteraard kende ik wat namen van dichters en onder de bezielende leiding van Harry Scholten had ik mij in Leiden verdiept in de bundel Parken en Woestijnen van Vasalis en Media vita van J.C. Bloem. Veel verder kwam ik echter niet.
 

Voorbereiding

Als voorbereiding op het afnemen van de examens had ik wat gedichtjes uit lesmethoden gezocht en die naar Den Haag meegenomen. Ook Aat Rietveld had gedichten en dat was best stevige kost. Een van zijn favoriete gedichten was Fata Morgana van Gerard den Brabander. De meeste kandidaten herkenden hier wel de vorm van een sonnet. Zij konden het rijmschema geven: omarmend rijm in de kwatrijnen. Sommigen konden ook assonantie aanwijzen: 'zilte wind' (regel zes). Ook de alliteratie 'brak zijn blik' werd gezien.
 

Inhoud

De beeldspraak en de inhoud waren echter vaak een probleem. Met zachte hand leidde Aat de kandidaten door het gedicht. Dat het over een leraar ging, snapten de meeste kandidaten nog wel, maar dan kwam de tweede strofe:

          De zilte wind joeg lammren door het ruim.
          Zeeruiters hieven zingend elk een pluim
          en vielen stoeiend over het ovaal,

 

Kluts kwijt

Daar raakten de kandidaten meestal volledig de kluts kwijt en dat gold in dat prille begin eigenlijk ook voor mij. Waren die 'lammren' wolken? En die 'zeeruiters' golven? Natuurlijk was dat zo, wat een mooie beeldspraak! Terwijl de arme kandidaten ploeterden, ging er voor mij een nieuwe wereld open. Het ene gedicht dat Aat had geselecteerd, was nog mooier of bijzonderder dan het andere. Prachtige gedichten van Eduard Hoornik, Martinus Nijhoff, Ida Gerhardt en Jan van Nijlen kwamen voorbij.
 

Belangstelling

Ik leerde erg veel en mijn belangstelling voor de poëzie groeide met elk nieuw gedicht. Gelukkig gingen de meeste kandidaten ondanks hun gestuntel met een goede voldoende naar buiten. Zo was Aat dan toch ook nog wel. Het waren mooie tijden.
 

Pensioen

Dit jaar ben ik na 45 jaar onderwijs met pensioen gegaan. Het werk op scholen was een mooie tijd. Fata Morgana gaat echter ook in de toekomst nog wel eens aan bod komen. Examineren bij de staatsexamens ben ik naast mijn werk altijd met veel plezier blijven doen. Daarmee mag ik nog een tijdje doorgaan.
 

fata morgana

En hij doceerde (en spande pink en duim
van Dover naar Calais): Dit is het Kanaal.
Toen brak zijn blik de muren van 't lokaal:
over zijn vingers stroelde driest zeeschuim.

De zon dreef in een porseleinen schaal.
De zilte wind joeg lammren door het ruim.
Zeeruiters hieven zingend elk een pluim
en vielen stoeiend over het ovaal,

de weke buik van de verzande bocht.
Daar wenkte wuft, half uit 't bewogen vocht,
de zeemeermin en rinkelde met schelpen.

Nog vóór hij boog om 't wezen voort te helpen,
vluchtte de droom voor 't gejoel der welpen.
Er wiegelde een of hij naar achter mocht.

 

Gerard den Brabander

Uit: Verzamelde Verzen. Van Oorschot, Amsterdam, 1984.

 

Aad van den Ende, lid van de afdeling Rotterdam

 

 

 

 

 

Voor het decembernummer is genomineerd Hans Nieuwdorp, lid van de afdeling Antwerpen-Plantiniana

 

Foto boven het artikel: Gerard den Brabander op zijn favoriete plaats in het kunstenaarscafé Eijlders in Amsterdam. Schilderij van Freek van den Berg, collectie Literatuurmuseum Den Haag.

 

Terug naar de PrincEzine (op de website)? Klik hier.