Bokkenrijders in Limburg: zware misdadigers, hongerige boeren of onschuldigen?

Het Haspengouwse Wellen, gelegen ten zuiden van Hasselt, was in de 18e eeuw het epicentrum van de Bokkenrijders in Limburg. Dit jaar viert deze gemeenschap 250 jaar 'Bokkenrijders van Wellen'. Maar wat waren die Bokkenrijders nu echt: nietsontziende criminelen, wanhopige inwoners of slachtoffers van een grootschalige gerechtelijke dwaling?

 

Er zijn in de loop der tijden allerlei legendes en verhalen rondom de Bokkenrijders verschenen. Waren het 'bandieten' of 'helden'? Dit bracht journalist en Wellenaar Johnny Put ertoe het ware verhaal over dit stukje lokale geschiedenis bij elkaar te puzzelen. 2024 wordt dus het jaar waarin de Bokkenrijders in Wellen herleefd worden. Hij sprak er begin vorige maand over bij de afdeling Haspengouw.

Grootkapitaal

De Bokkenrijders verschenen in 1730 in Belgisch Zuid- en Midden-Limburg, Nederlands Zuid-Limburg (Valkenburg), de Belgische en Nederlandse Kempen, de Voerstreek, het land van Herve en de streek rond Luik. Het grootkapitaal was in die tijd in handen van kasteelheren, grootgrondbezitters, adel en clerus. De hardwerkende bevolking kreeg veelvuldig te maken met oorlogen, misoogsten en veepest. Hun karige loon en voedsel werd tijdens oorlogen regelmatig afgepakt door vreemde soldaten en avonturiers.

 

 

Epicentrum

Wellen werd het epicentrum van de Bokkenrijders in wat nu Belgisch Zuid-Limburg is. Als deel van het Land van Loon viel Wellen onder de voogdij van het prinsbisdom Luik. Dat stelde zich neutraal op tijdens de toenmalige Spaanse Successieoorlog. De geplaagde boerenbevolking moest daardoor noodgedwongen zelf gaan stelen. Hieruit ontstond de beweging van Bokkenrijders. Hoewel ze roofden uit pure noodzaak, waren hun activiteiten niet goed te keuren.

Brandbrief

Het handelsmerk van de Bokkenrijders was hun brandbrief, een dreigbrief waarin een som geld geëist werd van een grootgrondbezitter. Indien dit geld niet werd betaald, volgde brandstichting op zijn goed. Volgens de legenden zweefden de Bokkenrijders 's nachts op bokken door de lucht. Dat verhaal is gebaseerd op een Germaans volksgeloof, waarbij demonen, in dierlijke gedaanten, in een storm door de lucht raasden. In het christendom werden deze demonen assistenten van de duivel genoemd. Het Bokkenrijdersverhaal is vooral een plattelandsverhaal. Men maakte van 'stoerdoenerij' een extreem verhaal en het lokale volk wilde bloed zien.

Kruimeldieven

Wellen was administratief, juridisch en kerkelijk afhankelijk van de abdij van Munsterbilzen. De abdis van dit vrouwenklooster trad hard op tegen de Bokkenrijders. De meeste veroordeelde Bokkenrijders waren kruimeldieven die gingen stelen om hun familie in leven te houden. Luitenant-Drossaard Johannes Clercx (1759-1840), aangesteld door het prinsbisdom Luik, vervolgde de Bokkenrijders - en waarschijnlijk ook onschuldige mensen - op een meedogenloze wijze. Was hij een strenge maar rechtschapen man of een op macht beluste bruut? Vaststaat dat de Drossaard een vergoeding kreeg voor elke terechtgestelde Bokkenrijder. Het gerecht paste het beginsel van spiegelstraffen toe: de aard van de straf hing samen met het vergrijp. Op brandstichting volgde de brandstapel, bij diefstal verloor men een hand, op moord volgde de galg, et cetera.

 

 

Bekentenissen

Beklaagden gingen na vaak onmenselijke ondervragingen en folteringen over tot bekentenissen. De bewijslast was in deze tijd omgekeerd: men was schuldig tot het tegendeel werd bewezen. Tijdens de strenge verhoren en martelingen verkreeg men bekentenissen over brandbrieven, brandstichting, diefstal, moord, 'het trouw zweren aan de duivel', het ontheiligen van de hostie ('hostiehysterie') of het Christus-kruisbeeld en vooral ook namen van andere meestal reeds gevluchte of veroordeelde Bokkenrijders. Martelwerktuigen waren onder andere duimschroeven, Spaanse laarzen of de wipgalg. Het nabijgelegen Hoepertingen, in die tijd een Hollandse enclave, werd voor sommige Bokkenrijders een veilig toevluchtsoord om vervolging te ontlopen.

Executies

Tussen 16 juni 1774 tot 5 februari 1776 werden 36 Bokkenrijders uit Haspengouw veroordeeld, waarvan 31 Wellenaren. 27 van hen werden terechtgesteld in de Bonderkuil, op de grens van Wellen, Kortessem en Alken. Eén man werd onthoofd met een bijl, twaalf personen werden aan de paal gewurgd en nadien verbrand, vijf mensen werden levend verbrand en van één man werd de rechterhand afgehakt, waarna hij werd geradbraakt en uiteindelijk verbrand. Wellen telde in die tijd amper 1.200 inwoners. Voor de dorpsgemeenschap was de impact enorm. Veroordeelden verloren al hun bezittingen en voor de achterblijvers betekende dit voor lange tijd een leven in armoede.

Franse Revolutie

Toen de Franse Revolutie dichterbij kwam en het volk mondiger werd, werd het gerecht milder. In 1790 vond de laatste terechtstelling plaats. Het Bokkenrijdersverhaal is een voorbode van een omwenteling en in 1794 veroverden Franse revolutionaire troepen Vlaanderen. In een tijdsbestek van tien jaar tijd werd de rechtspraak hervormd en was het Bokkenrijderstijdperk verleden tijd.

Openluchtspektakel

Deze zomer wordt in Wellen 250 jaar Bokkenrijders herdacht. Het hoogtepunt wordt van 15 tot 18 augustus een groot openluchtspektakel met onder andere een klank-en-lichtspel op het Dorpsplein van Wellen, waar Johnny Put zijn Wellens Bokkenrijdersverhaal zal presenteren.

 

Anne van den Berg
Secretaris van de afdeling Haspengouw

 

Terug naar de PrincEzine (op de website)? Klik hier.