Gedicht van de maand: Tijd van Rutger Kopland

Als de jaren gaan tellen, denkt een mens al eens na over de tijd. Ook over je eigen tijd. Soms duizelt het je als je denkt over het begrip 'tijd': kloktijd, innerlijke tijd, tijdloosheid… Alsof je een ruimte in kijkt, een eindeloze ruimte. Licht de dichter een tipje van de sluier op?

 

Tijd

Tijd - het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is

en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven

zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg

zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen

het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd

te bedenken hoe we nu leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van onbekende diepten in ons hoofd

niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd

we stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind.

 

Rutger Kopland
Uit de dichtbundel Over het verlangen naar een sigaret.
Uitgeverij Van Oorschot, 2001

 

In het gedicht Tijd van Rutger Kopland spelen tijd en vergankelijkheid een grote rol. Het zijn begrippen die tot nadenken stemmen, vooral als de jaren gaan tellen. Daarom heb ik deze keuze gemaakt. Het is een toegankelijk gedicht, dat wordt weleens verward met gemakkelijk. Kopland heeft het vermogen al tastend en zoekend de lezer het gedicht in te trekken. Hij sluit aan bij de ervaring van de lezer. Daarbij maakt de dichter gebruik van herkenbare elementen en laat tegelijk toch de complexiteit ervan zien. Met dit gedicht laat hij voelen hoe moeilijk het is voor ons, mensen, ons voor te stellen dat er een wereld is zonder tijd.

Het gedicht bestaat uit twee strofes van twee regels aan het begin en het eind, met daartussenin vier strofes van drie regels. De eerste strofes zijn een uitnodiging om na te denken over de tijd: vreemd mooi om niet te weten wat het is.

In de volgende twee strofes ontvouwt het gedicht zich met sprekende beelden over tijd: zoals een pasgeboren kind kijkt, met een naar binnen gekeerde blik, en zoals Rembrandt kijkt op de portretten van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat.

De blik van Rembrandt is het spiegelbeeld van de blik van de baby.

Het woord 'bedenken' in de vijfde strofe laat voelen hoe 'vreemd mooi' het is alsof we nooit hebben geleefd, niemand weet dat nog. Dat is heftig.

In de zesde strofe komt de verzachting: ons leven zou niets zijn zonder de echo’s van onbekende diepten zijn in ons hoofd. Zo blijft er iets bestaan van ons.

Dan volgt een wending. In de op een na laatste strofe wordt de lezer aangesproken als 'jij' en is er ook sprake van 'ik'. Als individu, elk mens gaat voorbij, alleen.

De slotstrofe onthult een wereld waarin de tijd geen rol speelt: op de rand van een dal om ons heen alleen wind. Het lijkt op een concrete situatie door de woorden 'we', 'zomer', 'dal' en 'wind ‘ons'. Het zou een oneindige ruimte kunnen zijn, een soort natuurgebied waar de tijd is opgeheven.

Rutger Kopland, pseudoniem van R. H. Hoofdakker (1934-2012), was dichter, essayist en hoogleraar biologische psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is een van de meest gelezen dichters in het Nederlandse taalgebied. Zijn gehele oeuvre werd bekroond met de P.C. Hoofdprijs 1988.

 

Riet van Eerden-Wigchering
Lid van de afdeling Eems-Dollard

Hoogezand, mei 2024

 

 

Voor het junigedicht is genomineerd: Marc Naessens van de afdeling Leuven-Arenberg

 

 

 

Terug naar de PrincEzine (op de website)? Klik hier.

.